Frans Hals
Frans Hals was een van de beroemdste Nederlandse schilders uit de Gouden Eeuw.
Hij werd geboren tussen 1580 en 1585 (de juiste datum is niet bekend) in Antwerpen en overleed in Haarlem op 10 augustus 1666.
Toen hij ongeveer 4 jaar was kwam hij met zijn ouders, die uit Antwerpen gevlucht waren tijdens het beleg van die stad door de Spanjaarden (1584/85), naar Haarlem. Daar bleef hij in zijn latere leven ook wonen.
Hals is twee keer getrouwd geweest. Rond 1610 met Anneke Harmensdochter en in februari 1617 met Lysbeth Reyniers.
Het laatste huwelijk vond plaats in Spaarndam en een paar dagen later werd zijn dochter Sara geboren.
Hals heeft vijftien kinderen laten dopen en hij heeft vijf of zes zonen tot schilder opgeleid.
In 1610 werd Hals lid van het Sint-Lucasgilde en vanaf dat moment mocht hij ook leerling-schilders in dienst nemen. In 1616 reisde hij terug naar Antwerpen om het werk van Rubens en Antoon van Dyck te bestuderen. Frans Hals diende van 1612 tot 1624 bij de schutterij. In 1616 schilderde hij zijn eerste schuttersstuk en in 1639 zijn laatste. In het gezin Hals heerste armoede. Frans Hals stierf in 1666 en ligt onder het koor begraven in de Grote of St. Bavokerk in Haarlem.
Hals wordt beschouwd als een van de grote meesters van de zogeheten Hollandse School en
schilderde voornamelijk portretten, ook groepsportretten, zoals de zogenaamde schuttersstukken.
Zijn meesterwerken worden gekenmerkt door de losse toets, waarmee de figuren op het doek zijn gezet.
Vooral de personen in de schuttersstukken zijn levendig afgebeeld.
Frans Hals bekwaamde zich in het schildersvak bij Carel van Mander, die ook al voor de Spaanse terreur uit de Zuidelijke Nederlanden was gevlucht. Die had onmiddellijk door dat hij met een uitzonderlijk talent te maken had. In 1610 werd Hals dus lid van het Haarlemse schildersgilde. Daardoor mocht hij zich als zelfstandig kunstschilder vestigen. Vanaf dan nam hij onder andere zijn jongere broer Dirck Hals, Judith Leyster, Jan Miense Molenaer, Pieter Gerritsz van Roestraeten en Johannis Cornelisz Versponck onder zijn hoede.